Klaus Mäkelä is 29.
En wordt chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest. (de afbeelding bij dit artikel betreft niet Klaus Mäkelä)
Afgelopen weekend stond er een interview met Klaus Mäkelä in het FD Magazine.
Het is inspirerend om te lezen hoe hij zijn leiderschap benadert, ondanks zijn jonge leeftijd.
Over zijn leiderschap zegt hij:
“Ik probeer geen leider te zijn. Dat is geen rol die je kunt aannemen. Als je heel goed doet wat je moet doen, zullen mensen je volgen.”
Een krachtige uitspraak van een jonge leider.
Als ‘jonkie’ leider zijn over mensen die al veel langer rondlopen, is een vaak voorkomend leiderschapsthema.
Zelf was ik begin 30 toen ik voor het eerst een team van zeer professionele experts aanstuurde.
Bijna iedereen ouder dan ik.
Meer ervaring en al veel langer werkzaam in de organisatie.
Ik weet nog goed hoe sterk de neiging was om me níet te onderscheiden.
Om vooral ‘one of the guys’ te zijn…. en te blijven.
En anderzijds wilde ik mezelf juist wél bewijzen.
Ik dacht dat ik alles moest weten en overal een antwoord op moest hebben.
Gedrag dat ik nu terug zie bij jonge, supertalentvolle leiders op uitdagende posities, die ik begeleid.
Die kramp: ik wil erbij horen, of ik moet laten zien dat ik het wél weet.
Want dan krijg ik anderen met mij mee.
Allebei begrijpelijk.
Maar allebei onhandig.
Want zo pak je niet je positie als leider en geef je ongemerkt je leiderschap weg.
Iedereen is gelijk als mens.
Maar als leider heb je wél een andere positie.
Je positie is niet zozeer ‘de baas zijn’, maar richting geven en anderen faciliteren om daarin mee te gaan.
Het verschil willen maken voor je medewerkers, de organisatie, of nog groter zelfs, de maatschappij.
Wat werkte voor mij?
Helder zijn over waar we naartoe gingen, waarom dat ertoe deed en hoe ieders bijdrage cruciaal was.
Toen ging het vanzelf.
Ik hoefde geen autoriteit op te eisen – ik had het gewoon.
Leiderschap vraagt geen one-of-the-guys-gedrag of bewijsdrang.
Maar helderheid.
En de durf om je te onderscheiden.